Sculptuur en theater van de ontheemding; ontheemding is van alle tijden en de betekenis ervan dringt vandaag misschien nog meer dan ooit diep door in ons bewustzijn. Was bij de bouw van het Belgenmonument ontheemding al een universeel begrip, tegenwoordig is het des te treffender in het nieuws en ook op straat te zien, te horen en te ervaren. We worden erdoor uitgedaagd, verontrust en bevraagd. Wat betekent het om een ontheemde te zijn? Hoe ontheemding begrijpen, ook als niet-ontheemde? De tweeledigheid, die we terugvinden bij het oorspronkelijk ontwerp en tekeningen van François Gos en Huib Hoste, tussen enerzijds de zwaarte en weemoed van het ontheemd zijn en anderzijds de momenten van hoop en dankbaarheid, wordt gekristalliseerd in een sculptuur die het zwaarmoedige representeert en een theater dat de loutering belichaamt.
In het bos staat de sculptuur, ze openbaart zich als het silhouet van vier aan elkaar gekoppelde ontoegankelijke huisjes. Ze doen zowel denken aan de barakken van vluchtelingenkampen, waar ook de Belgische vluchtelingen in de eerste Wereldoorlog verbleven, alsook aan een verloren eigen thuis. Een krachtig beeld dat direct tot ons spreekt en aantoont dat een dak boven het hoofd nog geen thuis is. Hun ontoegankelijkheid staat voor de ontheemding, het verlangen naar en de onmogelijkheid van thuiskomen of ergens thuis kunnen zijn. Maar net zo goed voor de anonimiteit van de massale hedendaagse vluchtelingenstromen. Het repetitieve van de huisjes is een uitdrukking van het doorverwezen worden van de ene naar de andere plek, van het ene naar het andere (asiel)centrum. Van de inwisselbaarheid van tijdelijke, onvrije, onzekere en onpersoonlijke verblijven. Op de buitenwanden van de sculptuur zijn namen gekrast, deze inscripties doorbreken de anonimiteit en refereren naar het menselijk gebruik om zich – ondanks vaak erbarmelijke omstandigheden – een plek te willen toe-eigenen. Het zijn tekens van leven, sporen van weemoed, hunkering en zelfs levenslust. In het krassen zit de weerbaarheid, het overlevingsinstinct en de hoop van de mensheid.
Het theater vormt de andere zijde van het verhaal. Toch is ook het theater een sculpturale benadering, zij het ditmaal van het landschap ingesloten door het hoofdgebouw van het Belgenmonument en de vier meter lager gelegen herdenkingsmuur. Met een minimale ingreep wordt de natuurlijke helling met haar specifieke flora heringericht als een theater met verschillende terrassen en een open arena. Ook hier een krachtig beeld, een oer-typologie van samenkomst, een plek waar mensen samen kunnen zijn en waar verhalen kunnen worden verteld. Een plek van ontmoeting en uitwisseling, waar ook de info, toedracht en achtergrond van het Belgenmonument in de vorm van een dag- of avondprogramma zou kunnen worden ingezet, of waar zou kunnen geluisterd worden naar het klokkenspel dat zich in het Belgenmonument bevindt. Het theater activeert de herdenkingsplek, ze creëert een spanning in het landschap die in staat is iets positiefs in gang te zetten. Ze staat symbool voor de catharsis, voor het hoopvolle dat uitgaat van de ontheemden die elkaar, als lotgenoten, vinden.
De sculptuur verwijst aldus naar zichzelf als ontheemd object in het bos en het op drift zijn van de ontheemde in zijn/haar zoektocht naar een eigen plek. Het theater verwijst naar de verbinding tussen ontheemden onderling én met zij die het niet zijn. Sculptuur en theater zijn evenwaardig, samen vormen ze een evenwicht en bieden ze de mogelijkheid tot contemplatie.